Een verhaal om door te geven

Het eerste verhaal. Ik hoefde er niet lang over na te denken. Dit maakte zoveel indruk op mij dat ik het nog regelmatig lees, deel met anderen en terugdenk aan het moment van schrijven. Dit eerste verhaal gaat over mijn oma. Ik interviewde haar tijdens mijn eerste stage bij het huis-aan-huisblad van Hilversum, de Gooi- en Eembode. Ze is geboren en getogen op een begraafplaats. Opgegroeid in zeer roerige tijden. Een bijzonder, indrukwekkend, ontroerend en oprecht verhaal. Maar vooral een verhaal om door te geven van generatie op generatie.

‘Een begrafenis met militaire eer was heel beangstigend’

‘Het gekke is dat het huis en de graven altijd gespaard zijn gebleven, terwijl op het voorplein van ons huis de bommen vielen’, vertelt Annie Egtberts-Kwint. Ze woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog samen met haar ouders en zusje op de algemene begraafplaats in Baarn.

Annie Kwint werd geboren op 26 februari 1924. Haar vader was oprichter van de Algemene Begraafplaats aan de Wijkamplaan 71 in Baarn. ‘Het was er stil en rustig en we woonden er mooi’, vertelt Kwint. ‘Het huis bestond uit twee delen. Aan de ene kant had je het woonhuis. De andere kant, verbonden door een poort, was de aula.’ Omgeven door spoorlijn en volkstuinen groeide Kwint op in een rustige omgeving. ‘Tot 1939 dan’, zegt ze. ‘De mobilisatie vond plaats en dat betekende dat er soldaten in de schuur op de begraafplaats gelegerd werden. In het bosje voor het voorplein werden loopgraven gemaakt en luchtafweergeschut kwam bij de spoorlijn te staan. Ik vond het eigenlijk wel leuk, er kwam wat leven in ons stille bestaan.’

De eerste klap

5 mei 1940 werd het menens. De familie moet evacueren en vertrekt met de fiets naar Laren. ‘Mijn vader bleef op zijn post, tot het voor hem ook te gevaarlijk werd’, legt Kwint uit. Na vijf dagen gaf Nederland zich over en keerde iedereen weer terug naar huis. De Duitse soldaten vertrokken weer van de begraafplaats en het leven ging door. ‘De eerste klap kwam toen de broer van mijn vriendin sneuvelde op de Grebbeberg. Het was voor mij het eerste graf dat verwees naar de oorlog, er zouden nog vele volgen.’ De jaren die volgende herinnert Kwint zich het in leveren van koper en radio’s, de razzia’s en de Arbeitseinsatz met zijn onderduikers. ‘In noodgevallen konden onderduikers via het platte dak de zolder op. Er was geen enkele soldaat die bij ons de oprijlaan op durfde. Een kerkhof heeft toch iets lugubers.’

Arbeitseinsatz

De Arbeitseinsatz hield in dat iedere man vanaf 18 jaar naar Duitsland moest om te werken. ‘Mijn vriendje, die ik 1942 via de gymnastiekvereniging had leren kennen, moest ook naar Duitsland’, vertelt Kwint. ‘Maar na een paar maanden was hij weer terug, met ziekteverlof. Daarna is hij ondergedoken wat huisarrest betekende.’ In 1944 werd een ijsje halen fataal voor Kwints vriend. ‘Hij is verlinkt door twee Hollanders en kwam in kamp Amersfoort terecht. Ik ben daar toen nog een keer heengegaan om te kijken of ik hem zag. Maar als je te dichtbij kwam, werd je beschoten met een mitrailleur’, vertelt Kwint emotioneel.

In diezelfde tijd begonnen de bombardementen op de spoorlijn Baarn-Soest. ‘Er zaten goede treffers bij, maar het merendeel viel ernaast en dus rondom ons huis.’ De oude vrouw is er nog verbaasd over. ‘Alle ruiten van het huis waren kapot en overal zaten gaten in de grond, maar het gebouw stond nog en de graven waren ook nog in orde.’ Eten was schaars en daarom at de familie vaak ‘tufpap’. Kwint begint te lachen als ze eraan terugdenkt. ‘Dat was pap met rogge erin. Normaal gesproken worden de velletjes van die rogge door een zeef eraf gehaald, maar dat was toen niet zo. Dus als we dan pap zaten te eten, tuften we constant die vieze velletjes uit.’

Militaire begrafenis

Uiteindelijk is het gezin toch naar de andere kant van het dorp verhuisd. Twee maanden woonden ze bij familie. ‘Ik herinner me dat ik elke dag van huis naar kantoor liep. Ik werkte toen bij een verzekeringsmaatschappij in huize Kanton en kwam altijd langs huize Peking waar de Duitse Wehrmacht gelegerd zat. Een paar keer liep er een Duitse soldaat met me mee. Ik wilde dat helemaal niet, want ik had een vriend in Duitsland als gevangene. Maar die jongen, 20 jaar pas, vertelde me dat hij eruit wilde stappen. Hij was de oorlog zat en wilde vluchten. Ik vertelde hem dat ik hem echt niet kon helpen en toen zei hij dat hij er zelf een einde aan zou maken. Drie dagen later werd er bij ons een Duitse soldaat als deserteur begraven.’ Begrafenissen waren een dagelijkse gebeurtenis in het leven van Annie Kwint. ‘Duitse soldaten kregen slechts een kruisje met een nummer, maar een keer was er een begrafenis met militaire eer. Dat was indrukwekkend, maar ook heel beangstigend. We waren bang voor een bombardement.’

De bevrijding in zicht

December 1944: een ijskoude winter houdt Nederland in zijn greep. Begrafenissen waren er in groten getale. Een graf graven kon niet door de bevroren grond, dus gebeurde dat met een houweel. Kwint: ‘Tijdens de kou beviel mijn zus in februari 1945 van een baby. Haar man, waar ze in 1944 tijdens zijn werkverlof mee getrouwd was, zat nog steeds in Duitsland, net als mijn vriendje. Berichten kwamen niet meer door en dus wisten we niet of de jongens nog leefden.’ Toen het einde van de oorlog naderde, werden de paarden in de omgeving gevorderd door de Duitsers. ‘Die beesten werden dan op transport gezet en naar Duitsland vervoerd.

Maar op een dag waren de Engelsen getipt denk ik, want de trein werd gebombardeerd terwijl die vanuit de lucht niet te zien was. Stukken paard vlogen door de lucht en belandden in het bos’, vertelt Kwint lachend als ze het weer voor zich ziet. ‘Er kwam niet veel bloed bij kijken, maar je zag wel van alle kanten mensen het bos induiken om een van de stukken vlees te bemachtigen.’ In het voorjaar was de bevrijding in zicht. ‘Mijn zusje en ik hadden beide een pakje Congi sigaretten van de vluchtende Duitsers gehad,’ vertelt Kwint. We bewaarden ze in een laatje op onze slaapkamer voor de van de bevrijding. 5 mei hebben we toen samen een sigaretje gerookt.’